Joods-Christelijke Dialoog

Genesis 42 - Lukas de Groote

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

De eerste reis van Joseefs broers naar Egypte.

Vers 1: En Jaäkov zag dat er graan was in Egypte. En Jaäkov zei tot zijn zonen: Waarom blijven jullie elkaar aanzien?
Graan: hier wordt het woord ‘sjèver’ gebruikt. In de Joseef-verhalen komt dit woord zeven maal voor. Het lijkt afgeleid te zijn van het werkwoord ‘sjavar’ dat ‘breken’ betekent. Of letterlijk bedoeld is ‘gebroken graan’ is niet zeker. Waarschijnlijk hangt dit woord samen met de gedachte van ‘brood breken’, dus ‘voedsel uitdelen’. Het woord ‘sjèver’ betekent ook ‘interpretatie’, droomuitleg (letterlijk: het breken van de betekenis van een droom). Een rabbijnse verklaring hier is dan ook dat Jaäkov onbewust wist dat de uitleg van Joseefs dromen in Egypte te vinden was. En straks zullen ook zijn broers voor hem buigen zoals Joseef al gedroomd had toen hij zeventien jaar oud was.
Op deze uitspraak van Jaäkov antwoorden de broers niet. Blijkbaar weten zij er niets op te zeggen.

Vers 2: En hij zei: Zie! Ik heb gehoord dat er graan is in Egypte. Daal daarheen af en koop voor ons graan van daar zodat we kunnen leven en niet sterven.
Leven en niet sterven: deze volgorde is opmerkelijk. Als anderen een uitspraak doen over leven of sterven eindigen zij met het positieve woord ‘leven’. Zie bijvoorbeeld hoe Avram als hij tegen Sara spreekt in Genesis 12:12 het woord ‘leven’ als laatste noemt . Op het laatste woord valt gewoonlijk de nadruk. Heeft het te maken met het depressieve gevoel dat Jaäkov heeft? Later als hij Farao staat zegt hij ook dat zijn leven kort is geweest en vol ellende.

Vers 3: En de tien broers van Joseef daalden af om koren uit Egypte te kopen.
Tien: dat het aantal broers genoemd wordt kan verschillende redenen hebben. Eén verklaring is: hoe meer mensen kwamen des te meer koren konden zij kopen, want het koren werd in een bepaalde hoeveelheid per persoon verkocht. Een andere verklaring is dat uit het noemen van dit aantal blijkt dat Jehoeda er weer helemaal bij hoorde.
Koren: ‘baar’. In dit hoofdstuk wordt steeds het woord ‘graan’ gebruikt. Het woord ‘koren’ komt pas weer terug in vers 25. Zie daar.
Uit Egypte: de broers waren zeker niet van plan in Egypte te blijven, nee, ze wilden alleen voedsel daarvandaan halen.

Vers 4: Maar Binjamin, de broer van Joseef, had Jaäkov niet meegezonden met zijn broers. Want hij dacht: anders zou hem een ongeluk kunnen overkomen.
Denken: hier wordt het woord ‘zeggen’ gebruikt. De betekenis van dit woord kan ook zijn ‘bij zichzelf zeggen’ of ‘denken’.
Ongeluk: Jaäkov denkt natuurlijk aan de dood van Binjamins moeder en de vermeende dood van zijn broer Joseef, die beiden omkwamen toen zij op reis waren.

Vers 5: Zo kwamen de zonen van Israel om graan te kopen te midden van (anderen) die kwamen, want er was honger in het land Kenaän.
Te midden van: volgens Rasji verborgen zij zich tussen anderen opdat zij niet herkend zouden worden.
Voor een kleinere groep reizigers was het in die tijd gebruikelijk om zich bij een grotere karavaan aan te sluiten, ook uit veiligheidsoverwegingen.

Vers 6: En Joseef, hij was heerser over het land. En hij verkocht graan aan elk volk van de aarde. En Joseefs broers kwamen en zij bogen zich voor hem neer met hun neus ter aarde.
Joseef, hij : deze wijze van weergeven laat de persoon Joseef sterk uitkomen.
Heerser: of machthebber.
Land: met opzet zal de schrijver hier niet het woord ‘Egypte’ gebruikt hebben, maar ‘land’. Egypte was voor Joseef zijn eigen land geworden, het land waarin hij thuis was zeker nu hij daar zo’n hoge positie verkregen had.
Zich neerbuigen: ditzelfde woord wordt gebruikt in Genesis 36:6 en 7 waar Joseef dit al droomt.

Vers 7: En Joseef zag zijn broers en herkende hij hen. Maar hij deed zich tegenover hen voor als een onbekende. En hij sprake hen bars aan. En hij zei tot hen: vanwaar zijn jullie gekomen? En ze zeiden: uit het land Kenaän om voedsel te kopen.
Herkennen , Zich als onbekende voordoen: dit zijn beide zeer verwante woorden.
Bars: letterlijk staat hier het woord ‘hard’.
Nachmanides zegt over dit vers: Joseefs eerste droom is nog niet helemaal uitgekomen. Ook Binjamin moet zich nog neerbuigen voor hem. Dat is dan ook de reden dat Joseef ook die naar Egypte wil laten komen. Joseef zelf wil niet naar Kenaän gaan omdat hij dan als de verloren zoon onthaald zou worden en men zou hem niet als heerser van Egypte ontvangen voor wie ieder moet buigen.

Vers 8: En Joseef herkende zijn broers, maar zij herkenden hem niet.
Niet herkennen: Dat de broers Joseef niet herkenden verklaren de rabbijnen door te wijzen op hun uiterlijk. Toen zij Joseef in de put wierpen hadden zij wel een baard met Joseef nog niet omdat hij pas zeventien jaar oud was. Een logischer verklaring is mijns inziens dat Joseef als Egyptenaar zonder baard door het leven ging. In Genesis 41 wordt al verteld dat toen hij op audiëntie moest bij Farao hij zich schoor.

Vers 9: En Joseef dacht aan de dromen die hij van hen gedroomd had. En hij zei tot hen: Spionnen zijn jullie. Om de naaktheid van het land te zien zijn jullie gekomen.
Spionnen: vier keer beschuldigt Joseef zijn broers van spionage (vers 9, 12, 14 en 16).
Volgens rabbijn Hirsch is de verklaring voor Joseefs harde optreden tegenover zijn broers de volgende: Joseef wil twee testsituaties creëren voor hij zich aan zijn broers bekend maakt. Ten eerste wil hij weten of hun haat ten opzichte van hem ontstaan is door zijn dromen of omdat hij het kind was van de lievelingsvrouw van hun vader Jaäkov. Als dit laatste namelijk het geval zou zijn zou ook Binjamin bedreigd zijn. In de tweede plaats wil Joseef weten hoe hun reactie is nu hij werkelijk koning is. Toen hij het alleen nog maar droomde was hun reactie al zo negatief.
Naaktheid: dat is wat men gewoonlijk verborgen wil houden.

Vers 10: Maar zij zeiden tot hem: neen, mijn heer. Uw knechten zijn gekomen om voedsel te kopen.

Vers 11: Wij allen zijn zonen van één man, wij. Integer zijn wij. Uw dienaren zijn nooit spionnen geweest.
Wij allen: zonder het te beseffen spreken zij hier de volledige waarheid. Zij zijn samen met Joseef allen zonen van één man.
Opvallend is dat in het spreken van de broers geen voegwoorden voorkomen (‘en’) zoals normaal altijd het geval is. Dit wijst erop dat de broers niet op een normale manier converseren. In hun uitleg gunnen zij zich geen adempauze.

Vers 12: Maar hij zei tot hen: nee. Want jullie zijn gekomen om de naaktheid van het land te zien.
Nee: dit betekent ‘beslist niet’ en niet ‘ik meen van niet’.
In vers 9 zegt Joseef precies hetzelfde, maar daar eindigt hij met ‘jullie zijn gekomen’ en hier eindigt hij met ‘om te zien’.

Vers 13: Maar zij zeiden: Met zijn twaalven zijn uw dienaren, broers zijn wij, zonen van één man in het land Kenaän. En zie! De kleinste is heden bij onze vader. En de ene die is er niet.
Met zijn twaalven: heel opvallend plaatsen de broers deze uitdrukking voorop. Joseef telt nog steeds mee, ook al is hij naar hun mening omgekomen.
Wij: in tegenstelling met de schrijfwijze van ‘wij’ in vers 11 staat het woord hier volledig uitgeschreven. Mogelijk dat dit betekent dat de ‘wij’ in vers 11 de tien broers waren maar hier is bij ‘wij’ ook Joseef inbegrepen.
De ene: de lege plaats van Joseef wordt steeds benadrukt.

Vers 14: En Joseef zei tot hen: dat is het wat ik tot jullie gesproken heb door te zeggen: spionnen zijn jullie.
Dat: letterlijk ‘hij’. Mogelijk bedoelt Joseef hiermee: dat jullie de kleinste niet hebben meegenomen om koren te kopen bewijst dat jullie spionnen zijn. Immers koren kopen is geen gevaarlijk werk waarvoor men een jongste broer moet thuis laten, terwijl spioneren dat wel is.
Dat: als men dit letterlijk vertaalt door ‘hij’ kan het een verborgen reactie zijn op wat de broers gezegd hebben, namelijk dat ‘de enen er niet is’. Joseef beweert dan: hij (de ene) is er wel!
Door te zeggen: dit wijst erop dat Joseef dit met stelligheid beweert terwijl hij zelf weet dat het niet waar is.

Vers 15: Hierdoor zullen jullie op de proef gesteld worden. Zo waar Farao leeft, jullie zullen hier zeker niet vandaan gaan tenzij jullie kleinste broer hierheen komt.
Zo waar Farao leeft: zoals Rasji aangeeft gebruikt Joseef de aanduiding ‘Farao’ als hij vals zweert.

Vers 16: Zendt één van jullie heen. En hij moet jullie broer (mee)nemen. En jullie blijven geboeid. En jullie woorden moeten getoetst worden of er waarheid is bij jullie. En zo niet, zo waar Farao leeft, ja, spionnen zijn jullie.
Op het voorstel van Joseef komt geen antwoord. Joseef wil zien of de broers één lijn trekken of dat zij één van hen aanwijzen om de moeilijke gang te maken naar Jaäkov om hem van zijn jongste zoon te beroven.

Vers 17: En hij bracht ze samen in het huis van bewaring, drie dagen.
Samenbrengen: het woord dat hier staat wordt normaal gebruikt voor het binnenhalen van de oogst, voor verzamelen.
Drie dagen: blijkbaar antwoordden de broers ook na drie dagen nog niet. Dan neemt Joseef zelf een besluit en wijst hij een broer aan die gevangen gehouden wordt.

Vers 18: En Joseef zei tot hen op de derde dag: doe dit en leef. Ik vrees de godheid.
De derde dag: dit is volgens het klassieke patroon de dag dat de beslissing valt.
Godheid: hier staat het woord ‘Elohiem’, maar met het lidwoord ervoor: ‘HaElohim’. Met deze aanduiding wordt een godheid in het algemeen bedoeld, en niet alleen de God van Israel. Joseef lijkt verband te leggen tussen zijn vroomheid en het in leven houden van zijn broers en hun gezinnen. De broers hadden Joseef willen doden. Bedoelt Joseef dat zijn vroomheid die van zijn broers te boven gaat nu hij hen wel in leven laat?

Vers 19: Als jullie betrouwbaar zijn, laat dan één van jullie broers geboeid blijven in jullie huis van bewaring. En jullie, gaat, brengt graan (ter stilling van) de honger van jullie huizen.
Jullie huis van bewaring: bedoeld kan zijn de gevangenis waar zij tot op dit moment allen gevangen hadden gezeten. Ook kan Joseef bedoelen dat zij eigenlijk allemaal in gevangenschap hadden moeten blijven.

Vers 20: En jullie kleine broer moeten jullie naar mij toebrengen. Dan jullie zullen betrouwbaar blijken en jullie zullen niet sterven. En ze deden zo.

Vers 21: En ze zeiden ieder tot zijn broer: waarlijk, schuldig zijn wij ten opzichte van onze broer wiens benauwdheid van ziel we gezien hebben toen hij ons om genade smeekte en niet hebben wij gehoord. Daarom is deze benauwdheid tot ons gekomen.
Ieder tot zijn broer: deze zelfde uitdrukking komt voor in Genesis 37:19 waar de broers beraamden Joseef te doden.
Om genade smeken: in Genesis 37:23 werd niet verteld dat Joseef om genade smeekte.

Vers 22: En Reoeveen antwoordde hen door te zeggen: Heb ik niet tot jullie gezegd door te zeggen: Bezondig je niet aan het kind. Maar jullie hoorden niet. En ook zijn bloed, zie! Het wordt gevraagd.
Antwoorden: met dit woord bedoeld: reageren met een tegenovergestelde mening. Blijkbaar voelde Reoeveen zich niet al te schuldig en wilde hij zijn broers verantwoordelijk achten en zichzelf zo wat vrij pleiten.
Door te zeggen: de redenering van Reoeveen klinkt hierdoor wel erg formeel nu hij deze uitdrukking tweemaal gebruikt. Hij zelf was afwezig op het moment dat de broers Joseef wilde verkopen. Hij lijkt zo de verantwoordelijkheid helemaal van zich af te willen wentelen.
Het kind: in de tijd van Joseefs wegvoering naar Egypte was hij zeventien jaar, dus beslist geen kind meer. Reoeveen lijkt zichzelf te willen brij pleiten van schuld.
Zijn bloed wordt gezocht: hieruit is op te maken dat Reoeveen, en trouwens ook de anderen, overtuigd zijn van Joseefs dood. Ook zij geloofden dat een wild dier hem verslonden had zoals Jaäkov uitgeroepen had.

Vers 23: Maar zij wisten niet dat Joseef hoorde want er was een tolk tussen hen.

Vers 24: En hij keerde zich om van tegen hen en hij weende. En hij keerde tot hen terug. En hij sprak tot hen. En hij nam van hen Sjimon. En hij boeide hem voor hun ogen.
Wenen: hier is het de eerste keer van de drie keer dat Joseef weent.
Tegen hen, tot hen: Joseef laat zijn barse houding varen (‘tegen hen’) en ook al laat hij Sjimon gevangen zetten, toch lijkt zijn gedrag nu toegeeflijker.
Sjimon: dat de keus op Sjimon valt is volgens Ibn Ezra omdat Joseef zojuist uit de mond van Reoeveen gehoord heeft dat die afwezig was tijdens het laatste overleg van de broers, en na Reoeveen is Sjimon de oudste, dus de meest verantwoordelijke.
Hij boeide hem voor hun ogen: de rabbijnse uitleg is dat zodra Sjimon uit zicht was hij hem de boeien af liet doen en hem als gast behandelde.
Een vraag is: had Reoeveen als oudste zoon niet het voorstel moeten doen om hém gevangen te zetten in plaats van Sjimon? Instaan voor een ander is een groot goed. Jehoeda doet dit later als Binjamin dreigt gevangen gezet te worden wel.

Vers 25: En Joseef gebood dat ze hun gerei vulden met koren, en opnieuw hun zilver te laten terugkeren in ieders zak en hun proviand te geven voor onderweg. En men deed zo voor hen.
Koren: Tien maal wordt in dit hoofdstuk het woord ‘graan’ of ‘(graan) kopen’ gebruikt (sjèver respectievelijk sjavar). Het woord voor ‘koren’ (baar) wordt gebruikt in vers 3. Hier wordt dit woord weer voor het eerst gebruikt terwijl de broers dit woord niet tijdens de onderhandelingen hebben gebruikt. Het lijkt alsof Joseef helderziende is.
Zilver: dit woord ‘kèsef’ is het woord voor zilver en voor (zilver)geld. Het is afgeleid van het werkwoord ‘kasaf’ dat ‘bleek worden’ betekent. Zowel voor goud als voor zilver bepaalt de kleuraanduiding de naam ervan. Het woord ‘kèsef komt 26 x voor in de Joseef-verhalen. Het getal 26 is ook de numerieke waarde van de godsnaam, plene (= volledig) geschreven (JHWH = 10 + 5 + 6 + 5 = 26).

Vers 26: En ze laadden hun graan op hun ezels. En zij gingen vandaar.
Graan: Joseef had het in vers 25 over ‘koren’, maar de broers denken aan het uitdelen van het graan aan de families. Zie vers 1.

Vers 27: En de ene opende zijn zak om voer aan zijn ezel te geven tijdens de overnachting. En hij zag zijn zilver. Daar, het was in de mond van zijn plunjezak.
De ene: volgens Rasji is Levi bedoeld. Normaal vormde hij een koppel met Sjimon, maar daar was hij nu van gescheiden.
Zak: dit woord komt in de hoofdstukken 42- 44 vijftien maal voor.
Plunjezak: met het hier gebruikte woord wordt een zak met een grote inhoudsmaat aangegeven. het hier gebruikte woord komt uitsluitend voor in de Joseef-verhalen. Het komt in totaal ook vijftien maal voor. Het is afgeleid van een werkwoord dat ‘lang zijn’ betekent.
Overnachting: mogelijk is hier een karavanserai mee bedoeld, maar het kan ook gewoon een plaats aanduiden onder de blote hemel waar de nacht doorgebracht werd. Zie Jozua 4:3,8.
Voer aan zijn ezel geven: de broers doen hier wat later de halacha voorschrijft: een dier dat gewerkt heeft behoort men te voederen voordat men zelf gaat eten.

Vers 28: En hij zei tot zijn broers: mijn zilver is teruggebracht. En ook, zie! Het is in mijn plunjezak. En ze begrepen er niets van en zij waren ontdaan ieder ten opzichte van zijn broer door te zeggen: Wat is dit (dat) God aan ons gedaan heeft?
Er niets van begrijpen: (vertaling van van Selms). Letterlijk staat er: ‘hun hart ging uit’. Met ‘hart’ wordt gewoonlijk ‘verstand’ bedoeld.
Door te zeggen: een officiële mededeling naar elkaar toe.
Wat is dit: beter is te lezen een vraagzin ‘wat heeft God gedaan’ gecombineerd met een bevestigende zin ‘dit heeft God gedaan’. Een dergelijk constructie ziet men met name in gesproken taal als de spreker emotioneel is.

Vers 29: En zij kwamen tot Jaäkov hun vader, in het land Kenaän. En ze vertelden hem alles wat hun overkomen was, door te zeggen:
Door te zeggen: ook weer een officiële uitspraak waardoor het gesprokene een stellige bewering wordt. Tegelijk is het niet geheel in overeenstemming met de waarheid.

Vers 30: De man, de heer van het land, heeft met ons gesproken op een barse manier. En hij hield ons voor spionnen van het land.
Bars: ook weer het woord ‘hard’ net als in vers 7.
Houden voor: letterlijk ‘geven’.

Vers 31: Maar wij zeiden tot hem: betrouwbaar zijn wij. Wij zijn geen spionnen.

Vers 32: Wij zijn twaalf broers, zonen van onze vader. De ene is er niet. En de kleine is vandaag bij onze vader in het land Kenaän.
Zonen van onze vader: wie kan dat niet van zichzelf zeggen? Zoals het hier staat klinkt het wel erg onnozel.

Vers 33: Maar hij zei tot ons, de man, de heer van het land: hierdoor zal ik te weten komen of jullie betrouwbaar zijn: jullie broer, de ene, laat hem bij mij. En neem (ter stilling van) de honger van jullie huisgezinnen . En ga.
De ene: hier is met ‘de ene’ natuurlijk Sjimon bedoeld.
Ter stilling van: letterlijk staat er dat de broers de honger moeten nemen.
Wat hier staat wijkt nogal af van wat Joseef zei in vers 19.

Vers 34: En breng jullie kleine broer tot mij. En ik zal weten dat jullie geen spionnen zijn, dat jullie betrouwbaar bent. Jullie broer geef ik aan jullie. En jullie mogen het land doortrekken.
Na dit verslag komt er blijkbaar geen enkele reactie van Jaäkovs kant.
Doortrekken: bedoeld is ‘handeldrijven’.
Ook dit vers wijkt nogal af van vers 20.

Vers 35: En het geschiedde toen zij hun zakken leegden, en zie! Ieder had een beurs met zijn zilver in zijn zak. En ze zagen de beurzen met hun zilver, zij en hun vader. En ze werden bang.
Zij leegden hun zakken: blijkbaar was er slechts één geweest die onderweg zijn zak geopend had. Zie vers 27.

Vers 36: En Jaäkov, hun vader, zei tot hen: Jullie maken mij kinderloos. Joseef, die is er niet. En Sjimon, die is er niet. En Binjamin nemen jullie. Tegen mij gebeurt het allemaal.

Vers 37: Maar Reoeveen zei tot zijn vader door te zeggen: mijn twee zonen mag u doden als ik hem niet naar u terugbreng. Vertrouw hem mij toe. En ik zal hem naar u terugbrengen.
Door te zeggen: een stellige bewering, maar zonder realiteitszin.
Mijn twee zonen: als Jaäkov later met zijn hele familie afdaalt naar Egypte blijkt Reoeveen vier zoons te hebben. Zie Genesis 46:9.
Vertrouw hem mij toe: letterlijk: Geef hem op mijn hand.

Vers 38: Maar hij zei: mijn zoon mag niet met jullie afdalen, want zijn broer is dood. En hij, hij alleen is overgebleven. En een ongeval zal hem overkomen op de weg waarop jullie gaan. En jullie zullen mijn grijze haar in verdriet naar het dodenrijk doen afdalen.
Mijn zoon: alsof Jaäkov slechts één zoon heeft.
Hij alleen is overgebleven: ook hier lijkt het weer alsof voor Jaäkov slechts één zoon telt.

Rasji geeft als reactie op dit vers de volgende gedachte van Jaäkov weer: Hoe onnozel is het voorstel van mijn oudste zoon. Alsof zijn kinderen ook niet mijn kinderen zijn!
Ibn Ezra en Nachmanides echter menen dat de uitspraak van Reoeveen opgevat moet worden als een algemene uitspraak zoals die in de tijd mogelijk gebruikelijk was.

In het verslag aan hun vader zwakken de broers de hardheid van Joseefs ultimatum af om Jaäkov onnodig verdriet te besparen. Ze zeggen dat Joseef hen behandeld had alsof ze spionnen waren, terwijl Joseef hen hier openlijk van beschuldigd had. Ook dat Joseef hen met de dood bedreigd had en dat ze drie dagen gevangen hadden gezeten vermelden zij niet.

Een belangrijke vraag is waarom Joseef in al de jaren dat hij heerser was over Egypte zijn vader in het ongewisse gelaten heeft over zijn situatie. Chevron, de plaats waar Jaäkov verblijf hield, was niet meer dan zes dagreizen van Egypte verwijderd.
Nachmanides beantwoordt deze vraag door te verwijzen naar de dromen van Joseef. Joseef was er van overtuigd dat zijn dromen uit moesten komen en de dromen konden alleen hun vervulling krijgen in Egypte. Vandaar dat hij daar wachtte tot de dromen uit zouden komen.
Anderen menen dat Joseef zijn vader geen verdriet wilde doen door zijn vader op de hoogte te stellen van zijn slavernij in Egypte en de beschuldiging van aanranding van de vrouw van zijn heer. En later toen hij heerser geworden was wilde hij geen onenigheid in zijn familie veroorzaken door opeens levend voor zijn vader te verschijnen. De broers zouden dan moeten verklaren hoe hij levend opdook terwijl zij bewijsmateriaal aan Jaäkov overhandigd hadden waaruit moest blijken dat hij dood was. Dus wachtte Joseef de tijd van honger af, wetende dat dan zijn broers moesten komen om graan te kopen.
Philo van Alexandrië meent dat de belangrijkste reden waarom Joseef zich niet aan zijn vader liet zien was om zijn broers niet te schande te maken. Trouwens ook als Jaäkov straks te weten komt dat Joseef nog leeft heeft Joseef nooit openheid van zaken gegeven hierover.

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.