Joods-Christelijke Dialoog

Genesis 27: 15,17 en 27b - Lukas de Groote

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010. 

Esau’s kleren.

De NBV vertaalt deze verzen zo:

Toen pakte Rebekka kleren van haar oudste zoon Esau, de kostbaarste die ze kon vinden, en die liet ze haar jongste zoon Jakob aantrekken.

Hierna overhandigde ze Jakob het smakelijke gerecht dat ze had klaargemaakt, met brood erbij.

Toen Isaäk zijn kleren rook (de oude kleren van Esau), sprak hij…: De geur van mijn zoon is de geur van het veld.

 

De Herziene Naardense Bijbel heeft:

Dan neemt Rebekka de gewaden van Esau, haar grootste zoon,- de kostbaarste die er bij haar in huis waren, en ze trekt ze Jakob, haar kleinste zoon, aan.

Ze geeft het smakelijke maal en het brood dat ze heeft klaargemaakt haar zoon Jakob in de hand.

En hij (Isaäk) ruikt de reuk van zijn gewaden… en hij zegt: zie aan, de reuk van mijn zoon is als de reuk van een veld…

Allereerst wat achtergrondgegevens bij deze verzen: Esau en Jakob waren op dit moment volwassen mannen van veertig jaar oud, en Esau was intussen getrouwd (Genesis 26:34), terwijl Jakob nog bij zijn moeder woonde. De familie woonde in tenten en de tent waar de vrouwen woonden was een afgescheiden gedeelte van een gezinstent, of ze hadden eigen tenten.

In vers 15 is sprake van de moeder en haar grote zoon en haar kleine zoon, terwijl de twee zoons even oud waren (er zullen enkele minuten tussen het tijdstip van hun geboorte gezeten hebben, zoals dat gewoonlijk bij een tweeling het geval is). De begrippen ‘groot’ en ‘klein’ zullen vooral een symbolische betekenis hebben: Esau was ondernemend terwijl Jakob zich, als een klein kind, bij zijn moeder thuis bleef.

De vraag die opkomt is: hoe komt het dat Rebekka kleding van Esau bewaarde, terwijl die een eigen tent had en twee vrouwen? Deze vrouwen zullen zijn kleding verzorgd hebben. En dan, waren het wel ‘kostbare kleren’? Het woord dat hier gebruikt wordt is niet ‘kostbaar’, maar ‘begeerlijk’! Er wordt niet bij gezegd voor wie deze kleren begeerlijk waren, maar het zal niet voor Esau zelf zijn geweest, want dan had hij er wel beter op gepast. Nee, ze waren begeerlijk voor Rebekka, want hiermee kon ze haar geraffineerde plan uitvoeren! En het waren blijkbaar ongewassen kleren die Esau gedragen had toen hij op jacht was, want zijn vader herkende die geur.

Oussoren zegt nog dat Rebekka Esau’s kleren bij zich ‘in huis’ had, maar de NBV laat het huis maar helemaal weg, want Rebekka woonde helemaal niet in een huis, maar in een tent. Maar het Hebreeuwse woord voor ‘huis’ (bajit)kan ook ‘opbergplaats’ betekenen. En dan past dit woord juist heel goed in het verhaal. Rebekka had een speciale klerenkist om Esau’s oude kleren in te bewaren, waarbij de geur behouden bleef, tot zij ze kon gebruiken voor haar plan.

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.