Joods-Christelijke Dialoog

Genesis 17 - Lukas de Groote

Deze bijdrage van Lukas de Groote verscheen eerder in Stethoscoop op Genesis, uitgegeven door de stichting Amphora Books, 2010.

Besnijdenis.

Vers 1: En Avram werd negentig jaar en negen jaar. En de Eeuwige liet zich aan Avram zien. En hij zei: ik ben God ‘Sjaddai’. Ga heen en weer voor mijn aangezicht en wees integer.
Zich laten zien: zich zichtbaar maken en daardoor zich kwetsbaar opstellen. Dat de Eeuwige zich laat zien is een opmerkelijk gebeuren. Hij laat zich al zelden horen, laat staan zien.
God Sjaddai: Negen keer komt deze aanduiding van God in de Tora voor. ‘Sjaddai’ is hierbij altijd een nadere aanduiding bij ‘God’. Er zijn verschillende verklaringen voor het woord ‘sjaddai’. Vaak wordt het vertaald met ‘Almachtige’. Het zou aangeven dat God de beheerser is van de natuurlijke orde. Hij heeft niemand naast zich nodig om te zijn wie hij is; hij is almachtig. Ook in het Arabisch betekent dit woord ‘machtig’. Om tot deze verklaring te komen splitst men het woord ‘sjaddai’ in twee woorden, namelijk ‘sj’ en ‘dai’, wat betekent ‘het is genoeg’. Volgens Rasji is dit de meest waarschijnlijke verklaring.
Anderen menen dat het woord ‘sjaddai’ afkomstig is van het akkadische woord ‘ berg’. De betekenis zou dan zijn: ‘berggod’. Dit zou passen bij de openbaring van God op de Sinai.
René Süss heeft een artikel geschreven over het begrip ‘sjaddai’, en als meest plausibele uitleg noemt hij: ‘God van mijn borsten’. Hiervoor hoeft men het woord ‘sjaddai’ niet te splitsen. Het woord als zodanig betekent ‘mijn borsten’. Deze verklaring wijst vooral op het liefdevolle aspect van God. De vijf plaatsen waar dit woord in het boek Genesis voorkomen gaan over vruchtbaarheid. God zou zich hier zorgzaam betonen als een zogende moeder.
Heen en weer gaan: van Chanoch en Noach wordt beschreven dat zij heen en weer gingen met God (zie Genesis 5:24, respectievelijk Genesis 6:9). Hier wordt tegen Avram gezegd dat hij heen en weer moet gaan vóór God. De uitleg is dat Noach nog niet zijn eigen weg kon gaan, maar Avram had een sterkere ontwikkeling doorgemaakt en kon voor God uitlopen.
Heen en weer gaan: welke kant Avram ook uit zou gaan, belangrijk is dat hij voor Gods aangezicht blijft gaan.
Integer: volledig, onberispelijk, uit één stuk. Oorspronkelijk werd met dit woord aangegeven dat offerdieren zuiver waren om geofferd te kunnen worden.

Vers 2: * En ik zal mijn verbond tussen mij en tussen jou instellen, en ik zal jou talrijk maken, zeer, ja zeer.
Een verbond instellen: letterlijk ‘een verbond geven’. Meestal is sprake van ‘een verbond sluiten’. Voor het sluiten van een verbond zijn twee partijen nodig. Het instellen van een verbond gebeurt door één partij, en de andere partij is wat de voorwaarden van het verbond betreft, volkomen afhankelijk van wat de eerste partij bepaalt.
Talrijk, zeer, ja zeer: drie bevestigingen om de belofte te bekrachtigen.

Vers 3: En Avram viel op zijn aangezicht. En God sprak met hem door te zeggen:
God: (Elohiem) hier is het de eerste keer dat de schrijver in de verhalen over Avram deze naam van God noemt. Daarvoor was het steeds ‘de Eeuwige’(JHWH). Met de naam JHWH wordt het aspect van nabijheid benadrukt, en met de naam Elohiem het aspect van recht en orde.
Spreken door te zeggen: deze uitdrukking wordt hier voor het eerst gebruikt door de schrijver om Gods contact met Avram aan te duiden. Tevoren is wel sprake geweest van ‘hij zei’, maar niet van ‘hij sprak door te zeggen’. Tot nu toe gaf God Avram informatie door. Op dit punt gekomen lijkt het dat God meer vertrouwd geworden was voor Avram. Hij kan nu in zijn hoedanigheid van Elohiem toenadering zoeken, zonder dat dat Avram afschrikt. In de afgelopen vierentwintig jaar zal Avram geleidelijk gemerkt hebben dat deze God te vertrouwen is. Het woord ‘spreken’ (davar) is meer dan alleen informatieoverdracht. Het is meer met iemand iets bespreken. Als het woord ‘spreken’ gebruikt wordt is er de verwachting dat er sprake zal zijn van overleg, van dialoog.
Door te zeggen: deze onbepaalde wijs geeft aan dat wat gezegd wordt een officieel karakter heeft. Wat volgt is een officiële uitspraak.
Met hem: dit wijst erop dat er sprake is van dialoog, anders had er ‘tot hem’ gestaan. Maar pas in vers 17 reageert Avram. God hoopt op een reactie van de kant van Avram.

Vers 4: Ik (ben er). Zie! Mijn verbond is met jou. En jij zult worden tot vader van een gedruis van volken.
God spreekt in zeer korte afgebroken zinnen. Is dit omdat hij nog niet goed weet hoe Avram zal reageren op zijn uitlatingen?
Gedruis van volken: vaak wordt vertaald ‘vader van vele volken’, maar in plaats van ‘veel’ wordt meer bedoeld ‘gebruis, gedruis, onrust’ (volgens rabbijn Hirsch).

Vers 5: * En niet zal jouw naam nog genoemd worden Avram. En jouw naam zal zijn Avraham, want tot een vader van gedruis van volken zal ik jou bestemmen.
Naam noemen en naam zijn: Avram werd hij genoemd, maar wezenlijk zal zijn de naam Avraham.
Avram betekent ‘verheven vader’.
Avraham betekent ‘vader van een menigte’. ‘Av’ betekent ‘vader’, maar het woord ‘raham’ bestaat niet in het Hebreeuws. Benno Jacob zegt dan ook dat de betekenis ‘van vele volken/ van een menigte’ in overdrachtelijke zin bedoeld is. Hij zal vader worden voor allen die God aanbidden. Alter meent dat beide namen dezelfde betekenis hebben.
Avraham: evenals Sarai de vruchtbaarheidsletter in haar naam krijgt, zo ook Avram die Avraham wordt.

Vers 6: En ik zal jou vruchtbaar laten zijn, zeer, ja zeer. En ik zal jou geven aan volken. En koningen zullen uit jou uitgaan.
Geven aan volken: hier ontbreekt het woord ‘vader’. Geen ‘vader van volken’, zoals hij wel vader van een gedruis van volken zal worden, zoals in vers 5 staat. Is bedoeld dat Avraham wel betekenis zal krijgen voor álle volken, maar váder zal hij alleen zijn van Israëlieten en Moslims? En, volgens de brief aan de Hebreeën, de vader van alle gelovigen.

Vers 7: * En ik zal mijn verbond oprichten tussen mij en tussen jou en tussen jouw zaad na jou voor hun geslachten tot een eeuwig verbond, om voor jou tot God te zijn en voor jouw zaad na jou.
Een verbond oprichten: een eenzijdige verbondsluiting. God alléén richt het verbond op. Daarom lijkt er eerst driemaal sprake te zijn van God in de eerste persoon: ik, mijn, mij en daarna zes maal jou en jouw. In vers 2 was sprake van ‘een verbond instellen’. Dat verbond was exclusief voor Avraham. Hier wordt ‘een verbond opgericht’ met Avraham en met allen na hem. Het woord ‘oprichten’ betekent ook een teken stellen.

Vers 8: En ik zal geven aan jou en aan jouw zaad na jou het land van jouw vreemdelingschap, heel het land Kenaän tot een eeuwig bezit. En ik zal voor hen tot God zijn.
Landbezit: Eerst was er sprake van nakomelingschap, en in dit vers is sprake van bezit van land.
Vreemdelingschap: Avraham zou heel zijn leven vreemdeling blijven en nergens een eigen plekje grond bezitten, afgezien van een graf. Zie Genesis 23.

Vers 9: En God zei tot Avraham: en jij, mijn verbond zul je bewaren, jij en jouw zaad na jou voor hun geslachten.
Driemaal ‘jij’. Nadat in vers 4 met nadruk door God gezegd wordt ‘ik’, volgt nu met nadruk ‘jij’.
Mijn verbond: God heeft het verbond opgericht, en de andere partij, Avraham en zijn zaad, moet dit in stand houden.

Vers 10: * Dit is mijn verbond dat jullie zullen bewaren, tussen mij en tussen jullie en tussen jouw zaad na jou. Besneden zal worden van jullie al wie mannelijk is.

Vers 11: * En jullie zullen laten besnijden het vlees van je voorhuid. En het zal tot een teken van een verbond zijn tussen mij en tussen jullie.
Teken: dit woord komt het eerst voor in het verhaal van Kajin en Hevel. Als Kajin zijn broer heeft doodgeslagen geeft God hem een teken. Zie ook het verhaal ‘Het teken van Kajin’ bij Genesis 4.

Vers 12: En een zoon van acht dagen zal besneden worden voor jullie, ieder die mannelijk is, voor jullie geslachten, de in het huis geborene, en de voor zilver gekochte, van elke zoon van een vreemde die niet uit jouw zaad is.
Acht: zeven behoort tot de natuurlijke orde op aarde; hiermee is alles op aarde compleet. Wat daar boven uit gaat, de achtste, behoort tot de bovennatuurlijke orde. Vandaar dat de besnijdenis op de achtste dag moet plaatsvinden (volgens Maharal).
Acht dagen: hierdoor wordt deze besnijdenis onderscheiden van de oorspronkelijke besnijdenis die met puberteit te maken heeft.
Zilver: in de tijd dat het verhaal speelt waren munten nog niet in gebruik. Toen ruilhandel minder praktisch werd werd de geldwaarde vastgesteld door een hoeveelheid zilver af te wegen. Later werd het zilver tot muntstukken geslagen en is het woord ‘zilver’ het gewone woord geworden voor ‘geld’.

Vers 13: Beslist moet besneden worden een geborene in jouw huis en een voor jouw zilver gekochte. En mijn verbond zal in jullie vlees zijn tot een eeuwig verbond.

Vers 14: En een onbesneden mannelijke van wie het vlees van zijn voorhuid niet besneden is, die persoon zal afgesneden worden van zijn volk. Mijn verbond heeft hij verbroken.

Vers 15: En God zei tot Avraham: Sarai, jouw vrouw, haar naam zul jij niet Sarai noemen, maar Sara is haar naam.
En God zei: deze uitdrukking duidt op een nieuw gesprek.
Sara, Sarah, Saraï: Haar naam wordt op drie verschillende manieren geschreven. Sarai betekent ‘de strijdbare’, en Sara, (letterlijk ‘Sarah’) betekent ‘vorstin’. De letter ‘jod’ vervalt bij Sarai, en daarvoor in de plaats komt de letter ‘heh’, die in het Nederlands niet als ‘h’ geschreven wordt na een klinker. Deze letter ‘h’ heeft als betekenis ‘venster’. Het is alsof Sara’h’ een venster krijgt waardoor ze naar de toekomst kan kijken, of beter nog: een venster dat een opening naar de toekomst geeft.
De rabbijnse uitleg is dat de letter jod uit de naam Sarai in tweeën gesplitst wordt. De letter jod heeft als getalswaarde tien, en de letter heh die Sara’h’ overhoudt is dezelfde letter die Avram erbij krijgt. Hij heet vanaf nu Avra’h’am. En deze letter heh heeft als getalswaarde vijf. Volgens de Joodse uitleg geeft ‘vijf’ de verbinding aan met de vijf boeken van Mozes, met de Tora.
Sarai jouw vrouw: het was in het Midden Oosten niet gebruikelijk, ja zelfs verboden, als vreemdeling een getrouwde vrouw aan te spreken. Als men het woord tot haar wilde richten moest dat via haar echtgenoot. Deze was verantwoordelijk voor haar.
Haar naam noemen: in vers 5 wordt gezegd dat ‘men’ Avraham met zijn nieuwe naam zal noemen. Van Sara wordt hier gezegd dat Avraham haar zo zal noemen. Een getrouwde vrouw behoort namelijk haar echtgenoot toe en haar naam noemen is een intiem gebeuren.

Vers 16: En ik zal haar zegenen. En ook zal ik uit haar jou een zoon geven. En ik zal haar zegenen en zij zal tot naties worden. Koningen van volken zullen uit haar geschiedenis maken.
Ook: dit woord kan ook vertaald worden met ‘zelfs’. Of is bedoeld dat Gods zegen niet uitsluitend bestaat uit kinderzegen?
Koningen zullen uit haar geschiedenis maken: in vers 6 belooft God dat uit Avraham koningen zullen uitgaan, bij Sara wordt deze belofte ook genoemd maar zelfs uitgebreid met de uitdrukking ‘zij zullen uit haar geschiedenis maken’. Het is alsof hier de belofte aan Sara meer op de toekomst gericht is.
Naties, volken: het eerste woord ‘gojiem’ duidt een staatkundige eenheid aan, het tweede woord ‘amiem’ een etnische eenheid. Men zou eerder de omgekeerde volgorde verwachten.

Vers 17: En Avraham viel op zijn aangezicht en hij lachte. En hij zei in zijn hart: zal aan een honderdjarige gebaard worden? En als Sara, een negentigjarige, zal baren...
Avraham lachte: In het volgende hoofdstuk in vers 12 staat dat Sara lachte. De Eeuwige reageert wel op háár lachen, en op dat van Avraham niet. Dit wordt wel als uiting van de patriarchale achtergrond van deze verhalen uitgelegd. Voor een verdere uitleg over het lachen van Avraham en Sara, zie bij Genesis 18:12.
Honderdjarige: typisch de reactie van een man. In vers 1 werd al gezegd dat Avraham negenennegentig jaar oud was. Nu Avraham hier overweegt -en verwerpt, zie het volgende vers- dat Gods belofte uit zal komen maakt hij gelijk een rekensom. Hij telt de duur van een eventuele zwangerschap op bij zijn huidige leeftijd.
Als Sara zal baren: het lijkt alsof Avraham de consequenties hiervan nog niet overziet, want hij maakt zijn zin niet af.

Vers 18: En Avraham zei tot God: moge toch Jisjmaëel leven voor uw aangezicht.

Vers 19: En God zei: voorwaar, Sara, jouw vrouw, zal voor jou een zoon baren, en jij zult zijn naam noemen: Jitschak. En ik zal mijn verbond met hem oprichten tot een eeuwig verbond, voor zijn zaad na hem.
Jouw vrouw, voor jou: niet een zoon van een draagmoeder en ook niet een zoon verwekt door een donor.
Jitschak betekent ‘hij lacht’ of ‘hij doet lachen’. Van het woord ‘tsachak’, lachen, is zijn naam afgeleid. Lachen ‘om’ heeft de betekenis van ‘uitlachen’; mogelijk dat deze betekenis hier meeklinkt. Of het lachen van Avraham in vers 17 te maken heeft met verbazing, vreugde, ongeloof of een andere emotie wordt er niet bij gezegd.

Vers 20: En wat Jisjmaëel betreft zal ik naar jou horen. Zie! Ik zal hem zegenen. En ik zal hem vruchtbaar maken. En ik zal hem veel maken, zeer, ja zeer. Twaalf vorsten zal hij laten geboren worden. En ik zal hem tot een grote natie bestemmen.

Vers 21: En mijn verbond zal ik oprichten met Jitschak, die Sara jou zal baren, voor deze vastgestelde tijd in het volgende jaar.

Vers 22: En hij hield op tot hem te spreken. En God ging omhoog van boven Avraham.

Vers 23: En Avraham nam Jisjmaëel, zijn zoon, en al de in zijn huis geborenen, en al de met zilver gekochten, al wie mannelijk was onder de mannen van Avrahams huis. En hij besneed het vlees van hun voorhuid, op deze zelfde dag, zoals God tot hem gesproken had.

Vers 24: En Avraham was negenennegentig jaar toen het vlees van zijn voorhuid besneden werd.

Vers 25: En Jisjmaëel, zijn zoon, was dertien jaar toen het vlees van zijn voorhuid besneden werd.

Vers 26: Op dezelfde dag werd Avraham besneden, en Jisjmaëel zijn zoon.

Vers 27: En alle mannen van zijn huis, die in zijn huis geboren waren, en die met zilver gekocht waren van een vreemde, werden met hem besneden.


Een verbond sluiten. (vers 2)
Verschillende keren is in het boek Genesis sprake van een verbond sluiten. Bij het woord ‘verbond’ kan men verschillende werkwoorden aantreffen. Na de grote vloed sluit God een verbond met Noach en zijn nakomelingen, dus in wezen met alle bewoners van de aarde. Zie Genesis 9:9. In Genesis 15:18 sluit God een verbond met Avram; een verbond dat zich uitbreidt tot zijn nageslacht en dat betrekking heeft op het beërven van het land. Het beloofde land en het omgaan daarmee staat symbool voor de hele wereld en hoe de mens daarmee omgaat. Israel als volk en als land is als het ware een spiegel die God de wereld voorhoudt.
De gewone term die gebruikt wordt bij het woord ‘verbond’ is sluiten. In het Hebreeuws staat ‘snijden’. Dit heeft te maken met de manier waarop een verbond gesloten werd. Mensen die een verbond sloten deden dat door gezamenlijk door de bloedstraat te gaan, samen tussen de stukken van een gehalveerd dier doorlopen. Zie Genesis 15:10.
Een gebruikelijke manier van een verbond sluiten bij verschillende volkeren ging ook gepaard met bloedvermenging. Nadat de partners zich in de hand gesneden hadden gaven zij elkaar de bebloede handen mengden zij daardoor elkaars bloed.
Maar als er sprake is van een verbond wordt als werkwoord niet altijd ‘sluiten/snijden’ gebruikt. Alleen al in hoofdstuk 17 komen we verschillende werkwoorden bij ‘verbond’ tegen, ieder met een eigen betekenis.
In vers 2 is sprake van een verbond geven. In de NBV staat hier: Ik wil met jou een verbond aangaan, wat hiermee aardig overeenkomt.
In vers 7 wordt het woord oprichten gebruikt, evenals in vers 19 en 21. Maar de NBV heeft het in vers 7 over ’een verbond sluiten’, en in vers 19 en 21 over ‘het verbond voortzetten’.
Het Hebreeuwse woord ‘oprichten’ is van oorsprong een teken stellen. In vers 11 staat dan ook dat het besneden zijn een teken van het verbond is. Zo lijkt de betekenis van het verbond dat God met Avrahams nakomelingen ‘sluit’, een vaststaand teken voor alle geslachten nadien.

Het verbond (vers 7,9,10,11,13,14,19,21)
In dit gedeelte komt de uitdrukking ‘’mijn verbond’ zeven maal voor; het woord ‘verbond’ zonder het bezittelijk voornaamwoord ‘mijn’ komt nog eens vijf maal voor. In totaal komt het woord ‘verbond’ dus twaalf maal voor. Mogelijk dat de schrijver hiermee een verband legt met het zaad van Avraham waar de Eeuwige dit verbond met sluit, namelijk de twaalf stammen.

Vader van vele volken (vers 5)
God belooft Avram in vers 5 dat hij stamvader zal worden van een menigte volken. Zo staat het in de NBV. In de grondtekst wordt tweemaal dezelfde uitdrukking gebruikt, namelijk dat Avram zal worden tot ‘een vader van onrust van volken’. Het begrip ‘veel’ of ‘menigte’ wordt hier niet gebruikt. Het woord dat door ‘menigte’ vertaald wordt, betekent in wezen: gedruis, gebruis, onrust.
Dit kan twee dingen betekenen. Ten eerste dat Avram vader zal worden van dynamische volkeren. Ten tweede dat de volken onrustig worden vanwege Avrams vaderschap.
Het aardige is nog dat in vers 4 sprake is van het ‘worden’ van Avram, en in vers 5 staat dat God Avram ‘bestemt’. Het lijkt erop dat in vers 4 bedoeld is dat Avram vader zal worden van een volk dat ‘onrust’ teweeg zal brengen, en dat in vers 5 bedoeld is dat de ‘onrust’ op álle volken betrekking kan hebben. In vers 5 wordt de naam Avraham voor het eerst gebruikt, en Avrahams bestemming is er voor alle volken.

Zin van de besnijdenis (vers 10)
In vers 11 staat dat de besnijdenis een teken van het verbond is. Het is nog steeds niet zeker wat de bedoeling is van het besnijden zoals dat bij Joden, Arabieren en vele andere volken gebruikelijk was en is. Volgens sommigen wordt hiermee de seksuele hartstocht verminderd, en zelfbeheersing is voor de Jood met betrekking tot het verbond van de Ene vanaf zijn geboorte een vereiste. Anderen zeggen dat de oorsprong een hygiënische maatregel is. Nog weer anderen menen dat het een restant is van een primitieve rite; de besnijdenis kwam namelijk bij vele volken voor. Ook vrijwel alle volken in Kanaän werden besneden, evenals de Egyptenaren, Arabieren, Bantoes, Polynesiërs en Indianen.
Oorspronkelijk zal het een inwijdingsritueel zijn geweest; vaak werd de jonge man besneden voordat hij huwde. In Exodus 4:25 en 26 wordt verband gelegd met de positie van schoonzoon, ook al wordt in de NBV het woord ‘bloedbruidegom’ gebruikt. In elk geval wordt daar verband gelegd tussen het huwen van een vrouw en het besneden worden.
Bij de Israelieten werd, en wordt het jongetje op de achtste dag besneden. Waarschijnlijk houdt dit verband met de opdracht in Exodus 22:29 waar staat dat het eerstgeboren dier van het mannelijk geslacht op de achtste dag geslacht moest worden. De besnijdenis zou een soort vervanging zijn voor de dood van een zoon.
Of zou de besnijdenis een soort ‘pars pro toto’ zijn voor ontmanning, een symbolische castratie? Na castratie kan de man geen nageslacht verwekken. Zo zou een besneden man zich door dit teken bewust moeten zijn dat het verwekken van nageslacht niet te danken is aan zijn potentie, maar aan de bemoeienis van de Eeuwige.
Later in de Bijbel treedt er een spiritualisatie op, en komen uitdrukkingen voor als de besnijdenis der oren (Jeremia 4:4, 6:10 en 9:25) en de besnijdenis van het hart (Ezechiël 44:7,9 en Deuteronomium 10:16 en 30:6).

Een goddelijk teken. (vers 11)
Het Hebreeuwse woord ‘teken’ (`ot) bestaat uit drie letters, en deze letters zijn respectievelijk de aleph, de waw en de taw. De letter waw heeft als betekenis ‘haak’. Het voegwoord ‘en’ wordt met deze letter geschreven. De andere twee letters, de aleph en de taw zijn de eerste en de laatste letter van het Hebreeuwse alfabet. In symbolische taal zegt God dus dat door de besnijdenis een man kan zien dat God als ‘de eerste en de laatste’ bij ieder is die besneden is. God geeft zo te kennen dat hij permanent bij de besnedene zal zijn. In Genesis 4:15 komt dit woord `ot voor het eerst voor in de bijbel. Daar geeft God Kajin een teken (`ot) nadat hij zijn broer Hevel heeft gedood. Dit is niet het teken van een moordenaar, maar juist het teken van Gods permanente nabijheid.



Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.