Joods-Christelijke Dialoog

Matteüs 13: 24-43 - Birke Rapp

Zondag 23 juli 2017
Zondag 19 juli 2020
Zondag 23 juli 2023


Onkruid tussen het koren. Een gelijkenis over goed en kwaad in de wereld


door Birke Rapp

Gelijkenissen in de tijd van Jezus

Gelijkenissen zijn een typisch joodse manier van vertellen waarbij een ethische of morele vraag aan de orde gesteld wordt. Het zijn meestal korte alledaagse verhalen die nauw aansluiten bij de ervaringswereld van het leven van alledag. Toch zitten er in elke gelijkenis één of meerdere verrassende wendingen, die bedoeld zijn om mensen aan het denken te zetten. Eigenlijk nodigt een gelijkenis uit om met elkaar in gesprek te gaan over de verschillende aspecten van een onderwerp. En dat zien wij ook aan de gelijkenis over het onkruid tussen het koren. Jezus vertelt de gelijkenis en geeft daarna een uitleg van de gelijkenis passend in de tijd en de situatie van de leerlingen op dat moment.
Jezus gebruikt deze vorm van vertellen meestal om iets over de betekenis van het Koninkrijk van God te vertellen. Hoe kun je je dat voorstellen? Met het Koninkrijk der hemelen wordt in de tijd van Jezus een wereld van recht en gerechtigheid bedoeld, waar alles zo gebeurt, zoals God het bedoeld heeft. Het is de opdracht van den mens om hieraan te werken, reeds nu in deze wereld en hier in onze werkelijkheid. Het Koninkrijk van God hier op aarde, heel dichtbij. Echter, de werkelijkheid is vaak behoorlijk weerbarstig, zeker als het om het gevecht met het kwaad gaat. In hoeverre heeft de mens de hulp van God en de hoop op genade nodig en is het Koninkrijk überhaupt te bereiken? Is het Koninkrijk niet sowieso verbonden met een belofte voor de toekomst, met Gods ingrijpen en met de dag van het oordeel?

Goed en kwaad
Als je over goed en kwaad in onze wereld nadenkt dan komen er verschillende vragen naar boven. Wie is ervoor verantwoordelijk, de mens of God of een andere macht? Waar komt het kwaad vandaan? Hoe kun je het goede van het kwade onderscheiden etc.. Al deze vragen zijn in de verschillende motieven van de gelijkenis verwerkt. Elk motief kan namelijk weer – afhankelijk van tijd, plaats of situatie van mensen – op een andere manier worden uitgelegd. Dat maakt dat er in een gelijkenis een grote diepte kan zitten. Er komen verschillende aspecten en ook visies over een onderwerp aan bod. Dat is ook in de gelijkenis van Jezus het geval. Daarom zullen wij in het kort de verschillende motieven van de gelijkenis langslopen, kijken hoe zij geïnterpreteerd kunnen worden en soms joodse concepten aandragen. Daarna zal er gekeken wordt hoe Jezus deze gelijkenis voor de situatie van zijn discipelen toespitst.

De zaaier
Meteen aan het begin van de gelijkenis worden wij al geconfronteerd met een verrassend element, dat de aandacht trekt. De zaaier in de gelijkenis doet zijn werk helemaal alleen. Is hij de eigenaar van de akker, dezelfde als de heer des huizes verderop in vers 27, die omgeven is door knechten? Of is hij juist een van de knechten / helpers van de heer des huizes, de mens?
Het feit dat deze zaaier goed zaad zaait op zijn akker wekt de associatie met God de Schepper, die op zijn aarde, onze wereld een goed fundament gelegd heeft met zijn Schepping. En Hij heeft de mens erin gezet om zijn wil op aarde te realiseren. Het zaad is in principe goed: alles wat geschapen is aan planten en levende wezens, aan voorwaarden om te leven (licht, voedsel...) maar ook de eigenschappen, kracht en levenswil om ermee aan de slag te gaan. De Schepper heeft gezaaid en nu is het aan de mens om er iets mee te doen. Er is een relatie tussen God en mens. God maakt zich hierdoor ook afhankelijk van de mens.
In het verlengde van deze relatie tussen God en mens, kan de zaaier ook als mens worden gezien. Geschapen naar het evenbeeld van God is het zijn bedoeling om goed zaad te zaaien. Hierbij kan het om een specifiek en bijzonder mens gaan een leidfiguur, zoals b.v. Jezus, die door zijn daden en zijn woorden goed zaad zaait. Maar het kan ook om een willekeurig mens gaan die goed doet en volgens de wil van God leeft.
Het kwaad, waar komt het vandaan?
In de gelijkenis wordt het onkruid, oftewel het kwaad in de nacht gezaaid als de mensen slapen en niet opletten. Het wordt gezaaid door de vijand van God. Zijn vijand wordt er gezegd en in persona denk je dan al snel aan een figuur zoals de duivel. Het kwaad dat naast het goede / de Goede bestaat, en dat tegen God en tegen de mens is gericht. Wat het kwaad in de vorm van de duivel met God te maken heeft wordt niet gezegd. Behalve dat het stiekem komt en dat God het blijkbaar moet toelaten. Beide hebben niets met elkaar te maken: het is een dualistische kijk op goed en kwaad, als met de zaaier van het kwaad de duivel wordt bedoeld en met de zaaier van het goede God.
Maar de vijand kan natuurlijk ook als een kwade kracht in de mens worden gezien, die des te meer toegang tot de mens krijgt, hoe meer de mens passief is en niet oplet. Het herinnert aan het joodse concept van de twee krachten / drijfveren die in een mens leven. In het Hebreeuws heten deze krachten jetser ha-tov, de goede scheppende kracht en jetser ha-ra, de slechte scheppende kracht. Het begrip “jetser” (drijfveer, drift) is eigenlijk niets anders dan de wil tot leven, de motivatie en het vermogen om te handelen en te beslissen. Het is de kracht of de drijfveer die de mens in beweging brengt en houdt, hem doet leven. Het is aan de mens om te kiezen, of hij deze kracht inzet voor het goede, voor datgene wat God van de mens verwacht of voor het slechte, datgene, wat tegen de wil van God ingaat. De strijd tussen goed en kwaad is volgens dit concept vaak een innerlijke strijd, die continu gevoerd wordt. Het lastige is dat de mens zelf vaak niet zo goed kan beoordelen wat nu goed is en wat het kwade dient. Dit heeft verschillende redenen: hij / zij is gewoon mens en beperkt in inzicht, de mens is makkelijk te verleiden in zijn wil (te veel met zichzelf bezig in plaats van met God en zijn medemens) en vaak genoeg is hij / zij niet oplettend genoeg / slapend in wat er allemaal gebeurt.
Zo gezien kan de vijand dus ook als jetser ha-ra in de mens worden gezien, waar God niets tegen kan doen, omdat het met de vrije wil van de mens te maken heeft. Hij wint aan macht als de mens niet oplet, als hij slaapt, als hij niets vermoedt. En hij is soms veel krachtiger dan men denkt en kan meer schade aanrichten dan een mens eigenlijk wil (zeker op het gebied van sexualiteit en afgodendienst/ de mamon).

Goed en kwaad naast elkaar
Het interessante is ook dat het onkruid of het kwaad lange tijd niet te onderscheiden is van het jonge gewas van het goede zaad. Het kwaad is dus vaak al veel eerder begonnen dan wij mensen het ons realiseren. Pas als het geen vrucht brengt zoals het andere gewas wordt het in de gelijkenis opgemerkt. Maar in de tussentijd heeft het wel ruimte opgeëist, die anders naar het goede gewas was gegaan. Het kwaad, dat het goede onderdrukt of in de verdrukking brengt.
Het kwade kan in dit beeld niet omgevormd worden tot iets goeds en ook andersom is dat niet mogelijk. En erger nog: volgens deze gelijkenis zal het kwaad in onze wereld altijd blijven bestaan. Dat betekent dat het Koninkrijk van God niet helemaal in deze wereld gerealiseerd kan worden. Wij moeten accepteren, dat het kwaad altijd onder ons zal zijn en hopen op Gods genade aan het einde. Alle goede daden van de mens en ook van God kunnen het kwaad niet uit onze wereld verdrijven. Maar, zou je kunnen zeggen: het goede in de mens is wel noodzakelijk om alsnog vrucht te brengen in deze wereld, om stand te houden tegen het kwaad en om nu al aan het Koninkrijk te bouwen en er iets van te laten zien. En misschien kun je ook zeggen dat het goede gewas met vrucht in deze wereld zich zal uitbetalen in de toekomst. Zonder weerstand in deze wereld, zonder het goede, ontstaat er ook geen zaad en vrucht in de toekomst.
Aan al deze verschillende mogelijkheden van uitleg over de zaaier / vijand en het goede zaad / onkruid kun je zien, hoe complex over het kwaad kan worden gedacht en hoe veel dimensies het kwaad kan hebben.

Het gesprek tussen heer des huizes en de knechten
De knechten stellen vragen over hun ervaringen met goed en kwaad. Ze blijven niet onverschillig. De vragen kunnen als provocatie worden gezien, maar ook als verbazing en zelfs als uiting van vertrouwen. Het is een uitnodiging aan de mens van alle tijden, om de vragen te blijven stellen. De heer des huizes geeft wel antwoorden en hij laat ook zien, dat er een relatie is tussen God, de mens, het kwaad en het goede. Maar we zullen lang niet op alles een antwoord krijgen. Zoals op de vraag waarom ook het kwaad gezaaid moet worden of de vraag over de verhouding van God met het kwaad/ de vijand. Wel wordt in deze gelijkenis een idee gegeven hoe het kwaad met het goede ver-wortelt is en dicht bij elkaar ligt. Je kunt het goede wel overeind houden, maar je kunt het kwade nog niet verwijderen. Het bedreigt ook het goede, is met het goede verbonden via de wortels. Het is niet aan ons mensen om het weg te halen. Wij mensen hebben vaak in vergelijking met God te weinig overzicht, te weinig maat en ook controle over onszelf. Misschien is het daarom maar goed dat oordeel, dood, lijden, tuchtiging en wraak in de gelijkenis iets van God en zijn helpers zijn. Wat wij mensen wel kunnen doen is standhouden met het goede, om ten midden van het kwaad hoop en uitzicht te kunnen bieden om de hoop op het Koninkrijk van God overeind te houden.

Oogst
Uiteindelijk komt het oordeel pas met de oogst. De oogst die we ook weer op twee manieren kunnen uitleggen: met de dood van een mens en de vraag in hoe verre hij / zij aan het eind van zijn leven met de goede vruchten stand heeft kunnen houden tegen het kwade. Daarnaast kan de oogst ook als laatste oordeel over de wereld worden uitgelegd, als God ons mensen als het ware van onze verstrikking in goed en kwaad bevrijdt, de messiaanse tijd of de eindtijd. In de komende wereld heeft het kwaad geen kracht meer.
Aan de oogst hebben de knechten en ook de mensen geen aandeel meer. Het zijn de maaiers, die de oogst binnenhalen. Staan zij aan de kant van de zaaier of zijn zij ook advocaten van de duivel? En moeten de mensen zich nog verantwoorden? Opvallend is ook dat er wel heel veel moeite wordt gedaan voor het binnenhalen, binden en verbranden van het onkruid en de scheiding ervan. Waarom gebeurt dat zo nauwkeurig? En je kunt je ook afvragen, waarom het graan nog in de schuur wordt gedaan? Misschien omdat de zaaier dan weer kan zaaien en het weer opnieuw begint....

De uitleg van de gelijkenis
Aan het begin werd reeds gezegd, dat elk gelijkenis uitgelegd en toegespitst moet worden op de situatie, tijd en vragen van de toehoorders. Ook Jezus doet dat voor zijn discipelen. Jezus wordt hier als de zaaier van het goede zaad gezien. De akker is de wereld en het goede gewas, dat vrucht brengt zijn die kinderen van het Koninkrijk, de volgelingen van Jezus in woord en daad. Volgens deze uitleg is de vijand de duivel en het onkruid zijn de kinderen van het kwaad met hun daden. Ze brengen anderen ten val en verkrachten de wetten.
Wat opvalt is dat de uitleg heel dualistisch is. De kinderen van het licht tegenover de kinderen van het kwaad. Jezus / God tegenover de duivel. En het valt op dat de uitleg van de gelijkenis vooral op de oogst is gefocussed. Het oordeel aan het eind der tijden. Dan zullen de kinderen van het licht in het toekomstige koninkrijk stralen als de zon. Dit alles lijkt erop dat de jonge christelijke gemeente nogal tegengewerkt werd. Het is maar de vraag of deze uitleg met een duidelijke verwachting van een snelle eindtijd / eindoordeel en de nadruk dat het belangrijk is om Jezus na te volgen echt van hemzelf komt of van mensen die de jonge gemeente een hart onder de riem wilden steken.

Laten wij, na 2000 jaar wachten op de wederkomst van de Messias, doorgaan met spelen met de verschillende motieven van de gelijkenis om het kwaad te verstaan. En onze eigen conclusies over goed en kwaad uit de gelijkenis trekken – passend bij onze tijd en situatie.

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.