Joods-Christelijke Dialoog

Marcus 12: 28-34 - Dodo van Uden

Zondag 11 november 2018
Zondag 7 november 2021

Het grote gebod
door Dodo van Uden

1) In Marc. 12:28 wordt aan Jezus gevraagd: “Welk is het eerste gebod van alle?” In het parallelle verhaal in Matth. 22:34-40 luidt de vraag iets anders: “Welk is het grote gebod in de Tora?” De formulering in Mattheüs doet sterk denken aan discussies in de rabbijnse literatuur over de kelal gadol, de grote samenvatting. Zo vinden we in de midrasj de volgende discussie:

“Heb je naaste lief als jezelf” (Lev. 19:18). Rabbi Akiva zegt: dit is de grote kelal (samenvatting) in de Tora. Ben Azzai zegt: “Dit is het boek van de verwekkingen van de mens. [Ten dage dat God de mens schiep, schiep Hij hem in de gelijkenis van God.] (Gen. 5:1). Deze kelal groter dan die [van Akiva]. [Sifra Kedosjiem op Lev. 19:18]

De vraag is hier: wat is de zin, de tekst of de regel waarmee je de Tora kunt samenvatten? Volgens Rabbi Akiva is dat het gebod van de naastenliefde, volgens Ben Azzai is dat het principe dat elk mens geschapen is naar Gods beeld.

2) Ook het beroemde verhaal van Hillel, Sjammai en de proseliet-met haast gaat over de vraag naar de kelal gadol, al komt de term hier niet voor:

Het gebeurde eens dat een niet-jood bij Sjammai kwam en tegen hem zei: Maak mij proseliet, op voorwaarde dat je mij de hele Tora leert in de tijd dat ik op één been sta [stante pede!]. Waarop Sjammai hem wegjoeg met de duimstok die hij in zijn hand had.
Toen kwam de man bij Hillel en die maakte hem proseliet en zei tegen hem: Wat jou onaangenaam is, doe dat niet aan je medemens. Dat is de hele Tora, de rest is uitleg. Ga en leer! [Babylonische Talmoed, Sjabbat 31a]

3) Het lijkt er sterk op dat ook de vraag aan Jezus niet bedoeld is als een vraag naar het grote gebod, maar als een vraag naar de grote kelal: Welke teksten of zinnen zou Jezus gebruiken om de Tora samen te vatten? En hij antwoordt met twee citaten uit Tenach die beide beginnen met het woord weahavta, heb lief: “Heb de Eeuwige je God lief” (Deut. 6:5) en “Heb je naaste lief” (Lev. 19:18).
Volgens David Flusser hadden degenen die de verhalen over Jezus in het Grieks hebben vertaald, moeite met de vertaling van het woord kelal en hebben het weergegeven met “gebod.” Door deze vertaling ontstaat de indruk dat de twee liefdesgeboden de enige geboden in de Tora zijn die van belang zijn, en dat de rest van de Tora dus secundair is. Dat dat niet de bedoeling is, blijkt uit de laatste woorden van Hillel in het Talmoed-citaat hierboven: “Dat is de hele Tora, de rest is uitleg. Ga en leer!” Niet: de rest is “alleen maar” uitleg, maar: de rest is de uitleg die je nodig hebt om te begrijpen wat de grote kelal inhoudt. Dus: Ga en leer!

4) We vinden het principe van de kelal ook bij Paulus, in Rom. 13:8v. Paulus begint daar met de kelal: “Wie de ander liefheeft, heeft de Tora vervuld.” Dan geeft hij aan wat dat concreet inhoudt: niet echtbreken, niet moorden, niet stelen, niet begeren, enz. Deze geboden, zegt hij dan, “worden samengevat in: ‘Heb je naaste lief als jezelf.’”
Paulus noemt hier als kelal alleen de naastenliefde en vult dat in met het tweede deel van de Tien Woorden. Als Jezus daarnaast ook het gebod om God lief te hebben als kelal noemt, heeft hij waarschijnlijk ook aan het eerste deel van de Tien Woorden gedacht.

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.