Joods-Christelijke Dialoog

Zondag 5 juni 2016 

De opwekking van de jongeling te Naïn

door Peter van ‘t Riet


Het gebeurt niet wekelijks dat op het leesrooster een evangelieverhaal staat samen met een Tenachverhaal waarop dat evangelieverhaal een midrasj vormt. Deze zondag is dat wel het geval. Bij het schrijven van zijn verhaal over de opwekking van de jongeling in Naïn heeft Lucas zich laten inspireren door het verhaal in 1 Koningen 17 over Elia’s verblijf bij de weduwe van Sarfat/Serepta. De parallellen tussen beide verhalen zijn namelijk opmerkelijk, niet alleen thematisch, maar ook qua formulering. Zo wordt in beide verhalen de stadspoort vermeld (1 Koningen 17:10; Lucas 7:12). Beide vrouwen zijn weduwen en hebben slechts één zoon (1 Koningen 17:9, 12; Lucas 7:12). Beide zonen zijn gestorven en worden na hun opwekking teruggegeven aan hun moeder (1 Koningen 17:23; Lucas 7:15). Tot slot worden beide verhalen afgesloten met een uitspraak over de profeet en over God (1 Koningen 17:24; Lucas 7:16). Bij dit verhaal zijn de volgende opmerkingen te plaatsen:1

1. Verhalen – dus ook opwekkingsverhalen – worden in de joodse traditie niet verteld als historie, maar als narratieve theologie. Opwekkingsverhalen refereren aan situaties waarin de geloofsgemeenschap op dood spoor zijn geraakt (Israël onder Achab; het joodse volk onder de Herodessen en de Romeinen). De strekking is dat er altijd weer een nieuw begin gemaakt kan worden door zich te laten inspireren door Tora, Profeten en Geschriften. Dat geldt ook voor de kerk vandaag.

2. Dit is een uniek Lucasverhaal. Het is het eerste verhaal waarin hij Jezus identificeert met de profeet Elia. Vanaf hier komt hij daar regelmatig op terug (bijv. in 7:18-24; 9:52-56, 57-62; 10:1-20; 22:39-46) met als hoogtepunt het verhaal van de hemelvaart (Handelingen 1:4-12).2 Elia geldt in de joodse traditie als voorbereider van de messiaanse tijd, niet als stichter ervan. Lucas’ identificatie van Jezus met Elia wil dus zeggen dat in Lucas’ ogen ook Jezus de messiaanse tijd niet definitief heeft doen aanbreken. Het voorbereidende werk gaat verder in de Handelingen der Apostelen en tot de dag van vandaag.

3. In de rabbijnse overlevering geldt de door Elia opgewekte zoon van de weduwe van Sarfat als de latere profeet Jona. Ook die identificatie wijst op een opnieuw tot leven komen van een voortgaande geloofstraditie, die niet alleen voor Israël maar ook voor de wereldvolken van betekenis is.

4. Tot slot nog de vraag waarom dit opwekkingsverhaal van Lucas zich juist in Naïn afspeelt. Naïn betekent ‘liefelijke’ en heeft dezelfde betekenis als de naam Naomi. Nu is Naomi het prototype van een weduwe van wie de zonen gestorven zijn (Ruth 1:3 5). Evenals de weduwe van Sarfat verkeert zij daarbij als Israëlitische in het buitenland. De naam Naïn verbindt dus Lucas’ verhaal van de opwekking met het boek Ruth. De weg die Naomi gaat met Ruth richting Israël, ligt in het verlengde van de weg die Jona (zie punt 3) gaat naar Ninevé. Beide wegen leiden naar hetzelfde doel: de heidenen zover te brengen dat zij zullen zeggen: “Uw volk is mijn volk en uw God is mijn God” (Ruth 1:16). Overigens kan men uit de volgorde van deze zin een Bijbelse karakteristiek afleiden: als heiden leert men eerst het volk Israël kennen, pas daarna leert men de God van dit volk kennen.

Noten
1. Zie ook: Peter van ’t Riet, Lukas de Jood, par. 6.8.c (Folianti, Zwolle 2009).
2. Zie voor een uitvoerige uiteenzetting over de Elia-midrasj bij Lukas: Peter van ’t Riet, Lukas versus Matteüs, hoofdstuk 5 (Kok, Kampen 2005).

Toelichting

Hieronder toelichtingen op de zondagslezingen voor de komende 4 weken.